top of page
Keijzersgracht56708.jpg
affiche07.jpg

foto 1. Pand Keizersgracht 567 

foto 2.  Affiche "Steunt de Stichting 1940-1945" uit 1952.

​

Geschiedenis Stichting 1940-1945

Stichting 1940-1945 is de voortzetting van de op 13 oktober 1944 in het leven geroepen Stichting 1940-1945 én de op 19 maart 1981 opgerichte Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen (SBO). Zowel de 'oude' Stichting 1940-1945 als de Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen ontlenen hun bestaan aan de aanwezigheid van door of als gevolg van de Tweede Wereldoorlog getroffenen. Beide organisaties hebben in historisch perspectief echter een verschillende achtergrond.

 

Na langdurige voorbereidingen kwamen op 13 oktober 1944 vertegenwoordigers van een twintigtal verzetsorganisaties in het geheim bijeen in het pand Keizersgracht 567 in Amsterdam. Zij besloten tot de oprichting van 'Stichting 1940-1944'. De bevrijding stond voor de deur, zo dacht men, het zuiden van het land was al bevrijd en de rest zou snel volgen. Er werd een bestuur gevormd. In de aangenomen statuten stond: "De Stichting heeft ten doel het verzorgen van de morele, geestelijke en materiële noden van personen of groepen van personen, die tijdens de bezetting door daad of houding tot het binnenlands verzet hebben bijgedragen, hun gezinnen of nabestaanden, indien zij na de beëindiging van de vijandelijkheden in ons land of een groot deel daarvan bijstand zullen blijken te behoeven".

​

De grondgedachte was, dat een verzetsweduwe of verzetsinvalide zich nooit gedwongen mocht zien zich aan een loket te vervoegen, wat toen nog als een schande werd ervaren. Vrouwen en kinderen van gearresteerde en gesneuvelde verzetsmensen werden ook in de oorlog al door de verzetsorganisaties financieel verzorgd. De solidariteit binnen het verzet mocht na de oorlog niet verloren gaan. De vrouwen en kinderen van omgekomen verzetsmensen moesten ook na de bevrijding kunnen rekenen op steun. Ook moesten invalide geworden verzetsmensen geholpen worden. Deze steun werd gezien als een verantwoordelijkheid van de gehele gemeenschap, uit te voeren door een organisatie uit eigen kring.

 

Het Stichtingsbestuur kwam iedere 14 dagen in het geheim bijeen, telkens op een ander adres, totdat verraad in januari 1945 een abrupt einde maakte aan het werk. Drie bestuursleden werden gearresteerd. Zij ondergingen eenzame opsluiting tot de bevrijdingsdag.

 

Op 27 juni 1945 werd Stichting 1940-1945, inmiddels legaal, weer opgericht. Al gauw was er een wijdvertakte organisatie, een federatieve samenwerking van een vijftigtal lokale en regionale organisaties.

​

Het werk van Stichting kreeg in 1947 een wettelijke basis door de totstandkoming van de Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945 (WBP). Deze wet kent een pensioenrecht toe aan als gevolg van door het verzet invalide geworden personen en aan hun nagelaten betrekkingen. Stichting 1940-1945 werd mede belast met de uitvoering van deze wet.

Daarnaast gaf Stichting immateriële hulp. Weduwen en hun gezinnen werden bijgestaan door sociaal werkers, er werden voor hen vakantieweken georganiseerd en de kinderen konden "op kamp" met Stichting Het Vierde Prinsenkind. Ook werden de kinderen in hun studie gesteund. In de jaren '50 en '60 werd de doelgroep van Stichting 1940-1945 uitgebreid met Engelandvaarders, gijzelaars en represailleslachtoffers, zoals in Putten.

Door de totstandkoming in 1973 van de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) kreeg Stichting 1940-1945 een nieuwe doelgroep: zij die tijdens de bezetting vervolging hadden ondergaan vanwege hun ras, geloof, wereldbeschouwing of sexuele geaardheid.

 

Stichting 1940-1945 werd -naast de Stichting Pelita en de Stichting Joods Maatschappelijk Werk één van de begeleidende instellingen voor aanvragers en uitkeringsgerechtigden.

In 1984 kwam de Wet Uitkeringen Burger-Oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO) tot stand. Daardoor kwamen ook slachtoffers van bijvoorbeeld bombardementen, evacuatie en verplichte tewerkstelling in contact met Stichting 1940-1945.

 

Per 1 januari 2000 werd de ontstane situatie, dat Stichting 1940-1945 in de praktijk haar diensten verleent aan alle groepen oorlogsgetroffenen, met uitzondering van zeelieden-oorlogsslachtoffers (die geen begeleidende instelling hebben) en Indische verzetsdeelnemers (die exclusief door Stichting Pelita worden begeleid), formeel in de statuten vastgelegd.

Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen heeft een heel andere achtergrond dan Stichting 1940-1945.
Een kleine oproep begin 1972 van een burger-oorlogsslachtoffer in 'De Gelderlander' en 'de Volkskrant', waarin hij contact zocht met lotgenoten, vormde het prille begin van wat later zou uitgroeien tot de belangenbehartiger van burger-oorlogsslachtoffers.
Vóór die tijd waren burger-oorlogsgetroffenen niet georganiseerd. Hierdoor werden zij door de overheid niet als gesprekspartner gezien. Dit had tot gevolg dat de strijd om maatschappelijke en politieke erkenning van het leed van de burger-oorlogsslachtoffers weinig effectief was.

 

De oprichting van de Werkgroep Burger-oorlogsslachtoffers was de eerste belangrijke stap richting één gezamenlijke belangenbehartiger voor de gehele 'vergeten groep' burger-oorlogsslachtoffers. De Werkgroep Burger-oorlogsslachtoffers stelde zich ten doel:

 

Met de oprichting van de SBO, op 19 maart 1981, ontstond eindelijk een organisatie die namens álle burger-oorlogsslachtoffers kon spreken. De doelen die de SBO na ging streven waren:

  • voorlichting geven over de Wet Uitkeringen Burger-Oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO)

  • te komen tot de uitgifte van een regelmatig verschijnend orgaan

  • te komen tot de vestiging van een eigen bureau van waaruit hulp wordt geboden bij aanvragen en bezwaar- en beroepsprocedures

  • een netwerk van contactadressen in het land opbouwen en te komen tot vrijwilligerswerk en zelfhulpgroepen

Naast deze doelen is het verkrijgen van maatschappelijke erkenning en het streven naar gelijkberechtiging van alle categorieën oorlogsslachtoffers steeds het hoofddoel van de SBO geweest.

​

Na de totstandkoming van de WUBO kwam de nadruk meer en meer te liggen op het streven naar verbetering van de wetgeving en het bieden van immateriële hulpverlening.
Vanaf 1995 werd een nieuwe koers ingeslagen, waarin belangenbehartiging, politieke lobby en sociale dienstverlening steeds centraler kwamen te staan.

 

Met het verstrijken der jaren nemen de doelgroepen van Stichting 1940-1945 en de SBO steeds verder af. Om de continuïteit en de kwaliteit van de dienstverlening te kunnen waarborgen, hebben de besturen van beide organisaties besloten de krachten te bundelen en over te gaan tot de meest verregaande vorm van samenwerking: een fusie per 1 januari 2002 onder de naam 'Stichting 1940-1945'.

​

bottom of page